In de aanloop naar de Brexit op 29 maart 2019, heerst er in Groot-Brittannië hoe langer hoe meer zenuwachtigheid. De immer groeiende onzekerheid die al sinds juni 2016 gepaard gaat met de Brexit is kwalijk, zowel voor de economische als politieke wereld.
Recent marcheerden 700.000 mensen door de Londense straten met slechts één vraag: een nieuw referendum over de Brexit. Volgens sommigen dient dat referendum te gaan over het eventuele Brexit-akkoord dat de Britten momenteel met de Europese Unie onderhandelen. Anderen willen gewoon het hele Brexit-referendum van juni 2016 overdoen. Ook een groep vooraanstaande bedrijfsleiders, en zelfs een aantal oudgedienden uit Downing Street, niet in het minst Tony Blair, doen er alles aan om de ’Exit Brexit’ waar te maken, en zo de klok terug te draaien.
Het Britse avontuur (lees: fiasco) in de Europese Unie was nochtans een erg voorspelbaar verhaal. De wijze woorden kwamen, zoals vaak, uit Frankrijk: Charles de Gaulle verzette zich in 1963 en 1967 radicaal tegen een eventueel Brits lidmaatschap van de toenmalige EEG (Europese Economische Gemeenschap; de voorloper van de EU). Hij stelde toen reeds op correcte wijze hetgeen nu door de Brexiteers terecht als positief aangehaald wordt: Groot-Brittannië heeft een maritieme eilandmentaliteit, drijft wereldwijd handel en heeft de meest originele gebruiken en gewoontes. Haar aparte situatie en specifieke profiel zijn de oorzaken dat de Britten erg moeilijk passen binnen de continentale gemeenschap van Europese landen. De Gaulle analyseerde scherp die Angelsaksische attitudes, en hun sterke link met de Verenigde Staten. Het is dan ook typerend voor het autoritaire karakter, en de hubris van vele pro-Europese politici om de Britten tegen beter weten in 1973 opgenomen te hebben in de Europese club. Het inzicht dat het Britse volk de noties van soevereiniteit en nationale autonomie niet zomaar opgeven, werd opzij geschoven. Het werd meteen een moeilijke verstandhouding, en die bleef duren tot vandaag. Voor de kritische Europeaan was de aanwezigheid van de Britten een godsgeschenk: zo werd er op zijn minst een beetje tegengas gegeven aan de autoritaire pan-Europese uitbreidingsdrang, die zowel geografisch als qua bevoegdheden ook vandaag nog amper grenzen lijkt te kennen. De Britten willen constructieve economische samenwerking, en niet de verregaande Europese politieke integratie van de voorbije jaren.
Nu we nog slechts op enkele maanden van Brexit verwijderd zijn, komt de vraag om een nieuw referendum. Afgezien van de praktische moeilijkheden (de organisatie van het Brexit-referendum in 2016 duurde langer dan een halfjaar) en de inhoudelijke elementen (over wat exact moet de vraag dan handelen: over de Brexit zelf, of over het eventuele Brexit-akkoord, en in welke termen?), mogen we niet vergeten dat een bindend referendum, binnen een Westerse liberale democratie, de uiting is van de wil van de demos, het volk. Dat de Britten dit tot vandaag respecteerden, dat ze met het activeren van de formele ‘echtscheidingsprocedure’ in maart 2017 woord hielden, verdient respect. Het zou waanzin zijn om telkens nieuwe referenda te organiseren omdat een deel van de bevolking haar zin niet kreeg, omdat bepaalde omstandigheden veranderen, of (en vooral) omdat een zeker politiek establishment het liever anders had gezien. Het zou een teken zijn dat we evolueren van een democratie naar een kakistocratie, de bestuursvorm waarbij de minst geschikten de leiding voeren. Na het recente herhaaldelijk falen van de Europese politici is er nu de opportuniteit om leiderschap te tonen en op ordentelijke wijze de boedelscheiding te kunnen verwezenlijken waar men aan de andere kant van het kanaal naar verlangt. Zowel voor het Verenigd Koninkrijk als de Europese Unie is dat de enige optie. Onwards and upwards!
"Tweede Brexit-referendum zou waanzin zijn" - Het Belang van Limburg